Text preview for : Ford travel pilot 2009-2005.pdf part of Ford TravelPilot DX en EX Ford radio gebruiksaanwijzing voor de TravelPilot DX met rechthoekige toetsen, voor de DX met ronde toetsen en de TravelPilot EX



Back to : Ford travel pilot 2009-20 | Home

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 2

Inhoud Nuttige informatie Overzicht bedieningstoetsen Systeembeveiliging Radiofuncties Algemene bediening Radiobediening Navigatie (DX units) Navigatie (EX units) Bediening CD-speler Algemene instellingen Afstandsbediening Nieuwe CD-ROM's aanschaffen Inhoudsopgave

2 3 5 8 14 17 31 46 54 57 58 59

N.B.: Neem a.u.b. in acht dat niet alle audio-installaties over dezelfde functies beschikken en dat, zelfs als bepaalde functies worden beschreven voor een bepaalde audio-installatie, ze soms niet werken bij de auto waarin de installatie is aangebracht.

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 3

In één oogopslag
TravelPilot DX met rechthoekige toetsen

TravelPilot DX met ronde toetsen

TravelPilot EX
CD/AUX AM/FM TA
ON OFF

NAV
BLAUPUNKT TravelPilot EX

ESC
ENTER

DEL BASS/TRE TIM FADE/BAL

MENU
SEEK

2

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 4

Systeembeveiliging
KEYCODE BEVEILIGING De meeste Ford audio-installaties hebben een unieke Keycode die moet worden ingevoerd voordat het systeem kan worden ingeschakeld. Deze code wordt gewoonlijk tijdens de afleveringsinspectie door de Ford dealer ingevoerd. Wanneer de accu werd losgekoppeld of de radio uit de auto werd verwijderd, moet eerst de Keycode worden ingevoerd voordat de audio-installatie weer kan worden ingeschakeld. Keycode vergeten Wanneer u de Keycode bent vergeten, neem dan contact op met uw dealer en geef hem de gegevens van uw audio-installatie en een legitimatiebewijs. Uw dealer zal vervolgens de juiste code achterhalen bij Ford Motor Company Limited. Keycode invoeren Indien SAFE op het display verschijnt zodra u de radio inschakelt: · Gebruik de ENTER draaiknop om het eerste cijfer van uw code te markeren. · Druk op de ENTER draaiknop om het cijfer te bevestigen. · Herhaal de voorgaande stappen om de overige drie cijfers in te voeren. · Controleer of de weergegeven code juist is. 3 · Markeer het pijl naar links symbool en druk op de ENTER draaiknop om de volledige Keycode te bevestigen. Wanneer u een verkeerd cijfer invoert: · Markeer bij DX units het pijl naar links symbool en druk op de ENTER draaiknop of druk op de ESC toets. Voer het juiste cijfer in. · Druk bij EX units de DEL toets in. Voer het juiste cijfer in.

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 5

Systeembeveiliging
Onjuiste Keycodes Wanneer u een onjuiste Keycode heeft ingevoerd en bevestigd, heeft u nog een aantal mogelijkheden om de juiste code in te voeren. · Bij de eerste en tweede poging geeft het display aan of de poging heeft gefaald en opnieuw heeft gefaald en kunt u de juiste code opnieuw invoeren, zoals hiervoor beschreven. · Na twee niet succesvolle pogingen wordt de installatie na elke volgende keer dat geen juiste Keycode wordt ingevoerd 60 minuten lang geblokkeerd. U kunt de installatie dan niet gebruiken of een code invoeren totdat deze tijd is verstreken. N.B.: Deze wachttijd verstrijkt niet, tenzij de radio is ingeschakeld bij ingeschakeld contact. Na tien mislukte pogingen de code in te voeren wordt het toestel permanent uitgeschakeld. Neem voor hulp contact op met uw Ford dealer. Keycode uitschakelen (alleen EX units) De Keycode beveiliging kan worden in- of uitgeschakeld ­ zie Algemene instellingen. Wanneer de Keycode beveiliging is uitgeschakeld, is er na het invoeren van een verkeerde code geen beperking aan het aantal malen dat u een code kunt invoeren. Dit betekent tevens dat indien de audio-installatie losgekoppeld is van de voeding en vervolgens weer wordt aangesloten, hij gebruikt kan worden zonder dat de Keycode hoeft te worden ingevoerd. Indien een met een Keycode beveiligd systeem van de voeding wordt losgekoppeld en vervolgens weer wordt aangesloten, moet de juiste Keycode worden ingevoerd voordat de installatie gebruikt kan worden.

4

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 6

Eigenschappen radiogedeelte
RADIO DATA SYSTEM (RDS) De meeste radiostations op de FMband zenden extra codes uit met hun radiosignaal. Aan de hand van deze codes kunnen radio's met de benodigde decoder meer informatie aan de luisteraar doorgeven. Dit systeem staat bekend als het Radio Data System (RDS). Met deze speciale signalen zijn extra functies beschikbaar zoals de naam van het radiostation, het identificatienummer van stationsprogramma, alternatieve frequenties en informatie met betrekking tot tijd, datum en verkeersberichten. Enhanced Other Network (RDS-EON) Er is ook een uitgebreidere versie beschikbaar met de naam Radio Data System ­ Enhanced Other Networks (RDS-EON). Dit systeem levert nog meer informatie zoals radiotekst en programmatypecodes. N.B.: Bepaalde functies zijn niet altijd bij alle zenders beschikbaar. Programmaidentificatie code (PI) Elk afzonderlijk radioprogramma onderscheidt zich van alle andere programma's door een unieke identificatiecode. Hierdoor kan het radiotoestel bepalen welke in welke andere gebieden hetzelfde programma wordt uitgezonden, zelfs als dit op een andere frequentie plaatsvindt. Alternatieve frequenties (AF) Aan de hand van de PI-code, kan de radio een lijst opslaan met zenders die een bepaald programma uitzenden in hetzelfde deel of verschillende delen van het land. Wanneer het signaal van een zender te zwak wordt, schakelt het radiotoestel automatisch over op een sterker, alternatief signaal als dat er is. Onder bepaalde omstandigheden kan het afstemmen op alternatieve frequenties de normale ontvangst tijdelijk onderbreken. Weergave stationsnaam Audiosystemen geven de naam van een gekozen radiozender weer als die informatie wordt uitgezonden met RDS. Wanneer geen RDSinformatie beschikbaar is of wanneer het radiotoestel niet over RDS beschikt, dan wordt alleen de frequentie van het radiostation weergegeven.

5

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 7

Eigenschappen radiogedeelte
Programmatype (PTY) Veel programma's op de FM-band worden gecategoriseerd aan de hand van het type materiaal dat ze uitzenden. Deze classificatie heeft de vorm van een identificatienummer, dat gecodeerd wordt opgenomen in het radiosignaal. Daarom kan naar radiostations worden gezocht op basis van deze classificaties, zodat een bepaald type programma kan worden beluisterd. N.B.: Bepaalde radiostations kunnen ook noodberichten uitzenden onder de niet aangegeven categorie ALARM, maar dit programmatype kan niet handmatig worden gekozen.

ACTUALITEITEN Huidige actualiteiten ALARM Zie onderstaande opmerking KINDEREN Kinderprogramma's KLASSIEK Klassieke muziek COUNTRY Country-muziek CULTUUR DOCUMENT Documentaires DRAMA EASY Easy listening-muziek EDUCATIE Educatieve programma's

FINANCIEEL FOLK M Folk-muziek INFO Informatie JAZZ VRIJE TIJD LICHTE M Lichte muziek M.O.R.M Middle of the road muziek NATION M Nationale muziek NIEUWS NONE Niet ingedeeld OLDIES Muziek van weleer

OVERIGE M Muziek niet elders ondergebracht INKOMENDE OPROEP POP M Popmuziek RELIGIE ROCK M Rockmuziek SCIENCE Wetenschappelijke programma's SOCIAAL SPORT REIZEN VARIED Gevarieerde programma's WEER

6

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 8

Eigenschappen radiogedeelte
Weergave van tijd en datum De informatie met betrekking tot tijd en datum wordt automatisch via het RDS in de audio-installatie bijgewerkt. In de meeste audioinstallaties kan dit niet handmatig worden gewijzigd of aangepast. Wanneer het systeem wordt aangezet, kan een reeks streepjes worden weergegeven totdat een RDS-signaal is ontvangen. Nieuws Nieuwsberichten die door het radiostation worden uitgezonden waarop het toestel is afgestemd of die door geschakelde zenders worden uitgezonden, onderbreken de normale werking als de functie is ingeschakeld. Wanneer dit plaatsvindt, verschijnt het woord `NIEUWS' op het display. Verkeersinformatie Veel radiostations zenden een code uit om aan te duiden dat zij verkeersinformatie doorgeven. Dit wordt Traffic Programme Information (TP) genoemd. De audio-installatie slaat een lijst van dergelijke programma's op. Wanneer het radiostation waarop is afgestemd verkeersberichten uitzendt, wordt het signaal van andere audiobronnen onderbroken tot het verkeersbericht is beëindigd. Audio-installaties met RDS-EON kunnen het actuele audiosignaal ook onderbreken bij verkeersberichten van geschakelde radiozenders waarop niet is afgestemd.

7

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 9

Algemene bediening
AAN/UIT & VOLUME · Indrukken om audio-installatie in te schakelen. · Opnieuw indrukken om de installatie weer uit te schakelen. · Draaien om het volume van de actuele audiobron te laten toe- of afnemen. Het display geeft het geselecteerde volume weer. Met deze knop kan de installatie ook worden bediend tot maximaal een uur nadat de contactsleutel is verwijderd. N.B.: Standaard volumewaarden voor verschillende bedieningsfuncties kunnen afzonderlijk worden ingesteld met de instelmenu's ­ zie hoofdstuk Algemene instellingen. DISPLAY Het display toont alle beschikbare informatie voor de op dat moment geselecteerde modus. Wanneer menu-opties zijn geselecteerd of instellingen veranderd, worden deze selecties op het display gemarkeerd. Alleen EX units Wanneer de juiste CD wordt geladen, verschijnt in de linker benedenhoek van het display een symbool dat aangeeft of de audiomodus (muzieknoten) of navigatiemodus (richtingspijl) is geselecteerd. DRAAIKNOP VOOR GEGEVENSINVOER · Draai deze knop om een selectie uit het menu op het display te 8 markeren of om een routebestemming te spellen. · Druk op deze knop om selecties en veranderingen in te voeren. ZOEKTOETSEN Gebruik deze toetsen om naar nieuwe radiostations te zoeken of om op een CD van nummer te wisselen. BASS/TREBLE · Druk op deze toets voor toegang tot een bass, treble, en alleen bij EX units, een loudness display. · DX units ­ Gebruik de ENTER draaiknop om veranderingen door te voeren. · EX units ­ Gebruik de soft keys naast de + of ­ symbolen om veranderingen door te voeren. · Druk nogmaals op deze toets om terug te keren naar normaal afspelen. FADE/BALANCE · Druk op deze toets voor toegang tot het fade en balans display. · DX units ­ Gebruik de ENTER draaiknop om veranderingen door te voeren. · EX units ­ Gebruik de soft keys naast de + of ­ symbolen om veranderingen door te voeren. · Druk nogmaals op deze toets om terug te keren naar normaal afspelen. N.B.: Faderegeling is niet beschikbaar in auto's zonder luidsprekers achterin.

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 10

Algemene bediening
AUDIO (alleen DX units) Druk op deze toets voor toegang tot het audio instelmenu. VERKEERSBERICHTEN (TA) · Druk op deze toets om de functie verkeersberichten in te schakelen. · Wanneer de audio-installatie is afgestemd op een geschikt radiostation, onderbreken verkeersberichten de normale ontvangst of de weergave van een CD met een vooraf ingesteld volume ­ zie Algemene instellingen. · TA verschijnt op het display. · Druk nogmaals op de toets om de functie verkeersberichten uit te schakelen. voorkomen dat de ! Om tewordt ontladen,TIM accu moet u erop letten dat de opnameperiode wordt uitgeschakeld (OFF) wanneer u de auto voor langere tijd onbeheerd achterlaat, bijvoorbeeld op de parkeerplaats van de luchthaven als u op vakantie gaat. TIM (TRAFFIC INFORMATION MEMORY) De radio heeft een digitaal geheugen (TIM) dat automatisch gesproken verkeersberichten kan opslaan, die zijn opgenomen terwijl u niet in de auto zat. Deze functie wordt gewoonlijk geactiveerd wanneer een auto aan het einde van een rit wordt geparkeerd. U kunt de verkeersberichten dan afluisteren voordat u aan een volgende rit begint. Wanneer het geheugen vol is wordt het oudste bericht overschreven. Indien een bericht langer is dan vier minuten, wordt het eerste gedeelte overschreven. Berichten opnemen Het systeem is standaard uitgeschakeld, maar neemt gedurende vooraf ingestelde periodes op en wordt ingeschakeld zodra de audio-installatie wordt uitgeschakeld. Voor het instellen van de recorder: · Stem af op een radiostation dat verkeersinformatie uitzendt. · Druk op de TIM toets. · Druk de soft key naast de TIM toets herhaaldelijk in tot de gewenste opnameperiode wordt gemarkeerd.

9

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 11

Algemene bediening
Afspelen · Druk bij terugkomst in uw auto op de TIM toets. · Druk op de soft key naast de woorden TIM INFO. · Opgenomen berichten worden als nummers opgeslagen. Gebruik de SEEK toetsen om vooruit of achteruit door de opgeslagen berichten te zoeken. · Druk op de ESC toets om een bericht te beëindigen en het TIM menu weer te activeren, of druk opnieuw op de TIM toets. Zijn alle berichten eenmaal opgevraagd, dan wordt de TIM modus uitgeschakeld en wordt de laatst gebruikte audiobron weer geactiveerd. Een TMC INFO of T-INFO display kan ook in het TIM menu verschijnen. Deze opgenomen berichten zijn op dezelfde wijze toegankelijk als TIM INFO. N.B.: Wanneer tijdens het afspelen een nieuw bericht wordt uitgezonden, wordt het afspelen onderbroken totdat het bericht is opgenomen. is ! Wanneer uw autoantenne, uitgerust met een elektrisch bedienbare schakel dan de radio in en de TIM functie uit alvorens een wasstraat binnen te rijden omdat anders de antenne zou kunnen worden beschadigd. MENU DX units Druk op deze toets om toegang te krijgen tot de instelmenu's van het systeem en die van het navigatiesysteem. EX units · Druk eenmaal op de toets voor toegang tot beeldschermpagina's. Deze variëren afhankelijk van het feit of radio-, CD/MP3- of de navigatiemodus is geselecteerd. · Druk op een willekeurig moment nogmaals op deze toets om Algemene instellingen te laten verschijnen. · Gebruik de soft key naast de beeldschermpagina om de betreffende functie te selecteren. · Maak aanpassingen met de + of ­ soft keys, zoals aangegeven. · Druk op een willekeurig moment op de ESC toets om naar normaal afspelen terug te keren.

10

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 12

Algemene bediening
ESC (ESCAPE) Druk op deze toets om een beeldschermpagina te verlaten, of een stap om terug te gaan in de menustructuur, of om een stap terug te gaan bij een navigatieaanwijzing. DEL (DELETE) (ALLEEN EX units) Druk op de DEL toets om een gemarkeerde menu-optie, of een bestemming, of een onjuist gespelde naam op het display te verwijderen. TELEFOON In auto's met een mobiele telefoon die op de audio-installatie is aangesloten, wordt het volume van de audio-installatie automatisch gedempt voor een inkomend of uitgaand gesprek. Het gesprek wordt voor handsfree gebruik via de luidsprekers van de audioinstallatie weergegeven. Druk bij auto's waarvan de telefoon niet op de audioinstallatie is aangesloten op deze toets (telefoon-icoontje) om het audiovolume te dempen wanneer een inkomend gesprek wordt ontvangen. CD/C of CD/AUX Druk op deze toets voor weergave van de CD-speler of voor toegang tot extra uitrusting (bijv. een CDwisselaar, MiniDisc, enz.) indien deze is aangesloten. EJECT Druk op deze toets (uitwerpicoontje) om een CD uit de audioinstallatie te werpen. INFORMATIE Druk op deze toets (i-icoontje) en houd deze ingedrukt om extra displayinformatie weer te geven of om gesproken aanwijzingen te herhalen. OMWEG Druk op deze toets (omleidingsicoontje) om een geselecteerde route te wijzigen. SNELLE TOEGANG Druk op deze toets (icoontje van een huisje) voor toegang tot recent opgeslagen bestemmingen voor routebegeleiding. POSITIEMARKERING (MARKERING HUIDIGE POSITIE) Druk deze toets in en houd hem ingedrukt (icoontje van een weg met een vlag) om de huidige positie voor routebegeleiding te markeren.

11

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 13

Algemene bediening
INGANGSAANSLUITING (AUX IN) De ingangsaansluiting is aangebracht in het dashboardkastje. Via deze aansluiting kan een extra apparaat zoals een draagbare MiniDisc- of MP3-speler worden aangesloten op de audio-installatie, zodat deze geluidsbronnen via de luidsprekers in de auto kunnen worden weergegeven. Om naar een extra apparaat te luisteren, moet met behulp van een conventionele 3,5 mm `hoofdtelefoonstekker' in de aansluiting in het dashboardkastje worden gestoken. Schakel het extra apparaat met behulp van de AUX toets in; het geluid van het betreffende apparaat wordt nu weergegeven door de luidsprekers in de auto, het geluid van de autoradio e.d. wordt niet weergegeven. Auxiliary Input of AUX verschijnt op het display van de auto. Trek de stekker uit de uit de ingangsaansluiting om het extra apparaat los te koppelen. Schakel met behulp van de toetsen op de audio-installatie de geluidsweergave van de audio-installatie in. De toetsen van de audio-installatie kunnen ook worden gebruikt om de weergave van de audioinstallatie te hervatten terwijl het extra apparaat blijft aangesloten.

12

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 14

Algemene bediening
GOLFBAND KIEZEN DX units · Druk op de AM/FM toets. · Selecteer vervolgens de gewenste golfband door op de soft key naast het display te drukken. EX units · Druk op de AM/FM toets om FM1, FM2, AST, AM1 of AM2 te selecteren. Op het display wordt de geselecteerde golfband weergegeven. Deze toets kan ook worden gebruikt om weer op radioontvangst over te schakelen wanneer de CD modus is geselecteerd. VOORKEUZETOETSEN (SOFT KEYS) Deze toetsen naast het display worden gebruikt om de weergegeven opties te selecteren en om zo nodig + of ­ correcties uit te voeren. Hiermee kunt u ook uw favoriete radiostations opslaan, waarop kan worden afgestemd door de golfband te selecteren en de betreffende soft key in te drukken. · Selecteer een golfband. · Stem af op het gewenste radiostation. · Druk een van de soft keys in en houd deze ingedrukt. De geluidsweergave wordt onderbroken. Zodra het geluid opnieuw wordt weergegeven, is het radiostation opgeslagen. Dit kan op elke golfband en voor elke voorkeuzetoets worden herhaald. AUTOSTORE AutoStore kan worden gebruikt om de zes radiostations met de krachtigste signalen op de FM band te selecteren en onder de soft keys naast het display op te slaan. DX units · Druk op AM/FM toets. · Druk op de soft key naast PAGE 2. · Selecteer T-STORE op de beeldschermpagina. EX units · Druk de AM/FM toets in en houd deze ingedrukt om de zoekfunctie van AutoStore te activeren. De geluidsweergave wordt tijdens het zoeken onderbroken; wanneer de radiostations zijn opgeslagen wordt de geluidsweergave hersteld. Telkens wanneer AutoStore wordt geactiveerd, slaat de unit stationsfrequenties op de laatst geselecteerde golfband op en worden eerder opgeslagen radiostations vervangen.

13

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 15

Bediening radio
AFSTEMMEN OP STATIONS DX units · Druk op de SEEK toetsen om een voorkeuzestation op de geselecteerde golfband te lokaliseren. N.B.: Hiertoe moet het zoeken worden ingesteld op een dubbele pijl in het radio instellingenmenu. EX units · Druk op de MENU toets voor toegang tot het AM/FM INSTELLINGEN scherm. · Gebruik de soft key naast SEARCH (zoeken) om AUTO (automatisch) te selecteren en druk op de ESC toets om naar een normale beeldschermpagina terug te keren. · Druk op de SEEK toetsen om andere radiostations op de geselecteerde golfband te lokaliseren. Indien een PTY type is ingesteld, zoekt de installatie uitsluitend naar stations die het gekozen programmatype uitzenden. Handmatig afstemmen DX units · Druk op de SEEK toetsen om in kleine stappen voor- of achteruit op de geselecteerde golfband te zoeken. N.B.: Hiertoe moet het zoeken worden ingesteld op een enkele pijl in het radio instellingenmenu en RDS moet worden uitgeschakeld. EX units · Druk op de MENU toets voor toegang tot het AM/FM INSTELLINGEN scherm. · Gebruik de soft key naast SEARCH (zoeken) om MAN (handmatig) te selecteren en druk op de ESC toets om naar een normale beeldschermpagina terug te keren. · Druk op de SEEK toetsen om in kleine stappen voor- of achteruit op de geselecteerde golfband te zoeken. Afstemmen door middel van scannen DX units · Druk op de AM/FM toets. · Druk op de soft key naast PAGE 2. · Selecteer SCAN op de beeldschermpagina en ieder radiostation op de geselecteerde golfband wordt een paar seconden weergegeven. · Druk op de ESC toets om naar een radiostation te blijven luisteren.

14

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 16

Bediening radio
EX units · Druk op de MENU toets voor toegang tot het AM/FM INSTELLINGEN scherm. · Selecteer AUTO met de soft key naast SCAN en ieder radiostation op de geselecteerde golfband wordt een paar seconden weergegeven. · Druk op de ESC toets of de ENTER draaiknop om naar een geselecteerd radiostation te blijven luisteren. · Selecteer SCAN OFF om de scanfunctie te beëindigen RADIO INSTELLINGEN DX units · Druk op de AUD toets om toegang te krijgen tot de radio instellingen op het display en voer met de ENTER draaiknop en de soft keys veranderingen door. EX units · Druk op de MENU toets om toegang te krijgen tot de AM/FM SETTINGS beeldschermpagina en voer met behulp van de soft keys veranderingen door. Radio instellingenmenu Radio instellingen op de beeldschermpagina kunnen omvatten: · SCAN ­ Om radiostations op de geselecteerde golfband te selecteren en een paar seconden weer te geven. · SHARX ­ Selecteer SHARX ON en de audio unit kan kanalen scheiden die op overlappende frequenties uitzenden. Beide kanalen worden beter weergegeven. Selecteer SHARX OFF om de functie te beëindigen. · SEARCH ­ Om handmatig of automatisch afstemmen te selecteren. · FM SEEK ­ Deze functie bepaalt of de unit alleen naar sterke radiosignalen zoekt, d.w.z. met de BEST mogelijke ontvangst of naar stations met zwakkere signalen die kunnen worden gestoord of slecht worden ontvangen en die een gevoeliger (SENS) afsteminstelling vereisen. · TMC INFO ­ Gebruik de soft key om toegang te verkrijgen en bekijk de laatste Traffic Message Channel tekstberichten. Gebruik de ENTER draaiknop om te scrollen en oudere berichten te selecteren.

15

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 17

Bediening radio
· RDS OPTIES (indien van toepassing) ­ AF - Gebruik de soft key naast deze beeldschermpagina om deze functie in- of uit te schakelen. Als AF-ON is geselecteerd, evalueert de unit continu de signaalsterkte en wanneer een beter signaal beschikbaar wordt, schakelt de unit over op dat alternatieve signaal. De geluidsweergave wordt onderdrukt wanneer een lijst met alternatieve frequenties wordt gecontroleerd en, zo nodig, wordt de geselecteerde wordt de geselecteerde golfband nogmaals afgezocht voor een goede alternatieve frequentie. De geluidsweergave wordt hersteld wanneer er een is gevonden of, wanneer er geen is gevonden, stemt de unit af op de oorspronkelijk opgeslagen frequentie en verschijnt Not Found op het display. Wanneer AF-OFF is geselecteerd, blijft de oorspronkelijk opgeslagen frequentie geselecteerd. ­ REG - Schakel deze functie op dezelfde wijze in of uit als bij AF. Sommige radiostations zenden op meer dan een frequentie uit en splitsen deze frequenties op voor regionale (REG) programma's en om op bepaalde tijden van de dag lokale informatie te verspreiden. 16 Schakel om hiervan gebruik te maken met de soft key de functie in. Maar schakel om te voorkomen dat de radio automatisch afstemt op alternatieve frequenties en u mogelijk stoort deze functie uit. ­ RDS - Indien beschikbaar, selecteer FIX voor de weergave van namen van radiostations, VAR voor extra informatie, FREQ voor de frequenties of OFF wanneer deze voorziening niet wordt gewenst. ­ NEWS - Schakel deze functie op dezelfde wijze in of uit als bij AF. Wanneer deze functie is geselecteerd, verschijnt NEWS op het display en nieuwsberichten onderbreken de geluidsweergave van CD of MP3 nummers op dezelfde wijze als bij verkeersberichten. ­ R-TXT - Wanneer deze functie is geselecteerd, staat radiotekst toe dat andere programmainformatie wordt weergegeven. ­ PTY - Om programma's te selecteren die van PTY codes gebruikmaken.

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 18

Navigatie (DX units)

! Probeer NIETu dit boek het navigatiesysteem te gebruiken voordat
volledig hebt gelezen. Houd er bovendien rekening mee, dat diverse functies van het navigatiesysteem afhankelijk zijn van instellingen die eerst in het systeemgeheugen moeten worden ingevoerd.

het feit ! Ondanks is tijdensdat het mogelijk het rijden meer gedetailleerde menu's te kiezen, raden we u aan dit door een andere inzittende te laten doen. We raden de bestuurder aan dit uitsluitend zelf te doen nadat hij de auto tot stilstand heeft gebracht. Indien de bestuurder tijdens het rijden selecties maakt, leidt dit zijn aandacht van het verkeer af. N.B.: Wanneer Speedlock is geïnstalleerd, worden de instellingen van het navigatiesysteem geblokkeerd en kunnen deze niet worden gewijzigd wanneer de rijsnelheid 5 km/h of meer bedraagt. N.B.: Het volume van gesproken begeleidingsinstructies kan indien gewenst worden gewijzigd. Maar om redenen van verkeersveiligheid is het raadzaam de gesproken instructies op een hoorbaar geluidsvolume ingeschakeld te laten. Op deze wijze kunt u de routebegeleiding volgen zonder uw ogen van de weg te hoeven nemen.

N.B.: Indien de accu van de auto om wat voor reden dan ook wordt losgekoppeld, moet het navigatiesysteem - zodra de accu weer wordt aangesloten - opnieuw beschikbare satellieten opsporen. Dit duurt normaal gesproken niet langer dan drie of vier minuten. VERKEERSVEILIGHEID Lees en volg de beeldschermpagina met de waarschuwing, selecteer vervolgens OK en druk op de ENTER draaiknop om verder te gaan. Selecteer, voor uw eigen veiligheid en voor de veiligheid van andere weggebruikers, uitsluitend navigatie-informatie wanneer de auto stilstaat. Zolang de auto in beweging is, is het toetsenbord voor het invoeren van bestemmingen geblokkeerd en doelbewust niet toegankelijk. U kunt uitsluitend wijzigingen doorvoeren nadat u de auto tot stilstand hebt gebracht.

17

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 19

Navigatie (DX units)
Wanneer u navigatiemenu's bekijkt: · Gebruik de ENTER draaiknop om een item op het display te selecteren. · Druk op de ENTER knop om uw selectie in te voeren. Indien u het verkeerde item hebt geselecteerd, druk dan op de ESC toets om terug te keren naar het vorige scherm, of druk opnieuw op NAV om terug te keren naar het hoofdnavigatiemenu. Indien alle beschikbare posities op de lijst niet gelijktijdig op het scherm kunnen worden weergegeven, verschijnt een pijl op het display. Draai de ENTER draaiknop om door de beschikbare opties te scrollen. In bepaalde situaties kunnen beeldschermpagina's verschijnen met een hangslotsymbool. Dit betekent dat de betreffende functie op dat moment niet beschikbaar is en het systeem er geen toegang toe heeft. AAN DE SLAG Druk op de NAV (navigatie) toets voor toegang tot het hoofdnavigatiemenu. Indien geen navigatie-CD is aangebracht, verschijnt op het display het verzoek een CD te aan te brengen. ROUTE-OPTIES · Druk op de NAV toets voor toegang tot het NAVIGATIE menu. · Selecteer met de ENTER draaiknop een van de opties op 18 de beeldschermpagina. ­ ROUTEGELEIDING - hiermee activeert u de huidig geselecteerde route op het display en hervat u de routebegeleiding. ­ DOEL INVOEREN - hiermee voert u een nieuwe bestemming in. ­ REISDOELGEH. - hiermee roept u een eerder ingevoerde bestemming op. ­ TOCHTENLIJST - hiermee koppelt u een aantal bestemmingen aan elkaar, zodat een complete route ontstaat. ­ REISGIDS - voor gebruik in combinatie me gespecialiseerde reisgidsen. Deze optionele CDgidsen kunnen afzonderlijk worden aangeschaft en bevatten gedetailleerde informatie over hotels, restaurants, toeristische attracties, golfbanen, enz. Zie de opmerkingen op de binnenzijde van de achteromslag voor meer informatie over de aanschaf van nieuwe CD's. ­ POSITIONEREN - een display dat toont in welke richting u rijdt, de tijd en, indien van toepassing, het radiostation waarop u voor verkeersinformatie hebt afgestemd. ­ GPS INFO - voor het tonen van informatie, ontvangen van het GPS inclusief de huidige geografische positie en het aantal satellieten waarvan de gegevens worden ontvangen.

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 20

Navigatie (DX units)
Routepreferenties Druk in de navigatiemodus op de MENU toets en ga met de ENTER draaiknop de beeldschermpagina routepreferenties binnen. · ROUTE ­ Selecteer de kortste (SHORT) of snelste (FAST) routes, of selecteer de dynamische (DYN) optie. Er zijn ook opties voor het gebruik of vermijden van snelwegen, veerdiensten en tolwegen. N.B.: Waar TMC verkeersberichten beschikbaar zijn, moet voor de routebegeleiding DYN worden geselecteerd om u te laten beïnvloeden door de laatste verkeersinformatie. Selecteer DYN niet wanneer geen TMC signalen beschikbaar zijn. Hierdoor zou de radio-ontvangst en het afspelen van CD's onmogelijk zijn. · TOCHTENLIJST ­ Om alle details van een geselecteerde route te zien. · SYMBOLEN ­ Voor het selecteren van alternatieve displaysymbolen. · TAAL ­ Voor het in- of uitschakelen van de gesproken aanwijzingen. · LAATSTE TIEN ­ Selecteer of de laatste bestemmingen in het geheugen moeten worden opgeslagen of niet. · TIJD ­ Selecteer de beeldschermpagina met tijden gedurende de routebegeleiding ­ geschatte aankomsttijd, resterende tijd tot de bestemming of huidige tijd. · HANDM. POSITIE ­ Voer uw locatie handmatig in wanneer GPS signalen niet beschikbaar zijn. · NAV. SIMULAT. ­ Alleen voor demonstraties. Vergeet niet de demonstratie functie uit te schakelen voordat u een actuele route programmeert.

19

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 21

Navigatie (DX units)
DOEL SELECTEREN Er zijn verschillende andere manieren om een routebeschrijving te verkrijgen als u eerder andere bestemmingen in het systeem hebt opgeslagen. Telkens wanneer u een nieuwe bestemming invoert, wordt deze in het systeemgeheugen opgeslagen tot er geen vrije ruimte meer is. Daardoor kunt u een bestemming uit het geheugen selecteren als eindpunt van uw route selecteren, ongeacht uw huidige positie. Wanneer u een route wilt programmeren naar een eerder in het geheugen opgeslagen bestemming, gebruikt u de ENTER draaiknop om: · REISDOELGEH. in het hoofd NAVIGATIEMENU te selecteren. · Selecteer vervolgens een bestemming uit de beschikbare opties bij. LAST 10 (laatste tien). N.B.: Er worden alleen bestemmingen in het systeem opgeslagen ­ geen routes. ook al kiest u een in het geheugen opgeslagen bestemming, het systeem berekent toch een nieuwe route vanaf uw huidige positie. EEN ROUTE SELECTEREN Gebruik om een nieuwe route te programmeren de draaiknop om REISDOEL INVOEREN in het hoofd NAVIGATIE menu te selecteren. Een stad selecteren · Gebruik de ENTER draaiknop om STAD in het menu REISDOEL INVOEREN te selecteren en er verschijnt een toetsenbord op het scherm. · Draai de ENTER draaiknop om de letters van de plaatsnaam te selecteren. Zodra een afzonderlijke letter wordt geselecteerd, wordt deze gemarkeerd. · Druk op de draaiknop ENTER om de letters te bevestigen, en herhaal deze procedure om de gewenste plaatsnaam te spellen. · Met het toevoegen van meer letters, zal het systeem mogelijke bestemmingen voorspellen en alleen letters die kunnen worden gebruikt worden weergegeven. · Indien u spelfouten hebt gemaakt, druk dan op ESC toets om letters één voor één te wissen. · Wanneer de gewenste plaatsnaam wordt weergegeven, markeer dan het haakse symbool en druk op de ENTER draaiknop om uw selectie te bevestigen.

20

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 22

Navigatie (DX units)
Andere routeselectie-opties Is de plaats eenmaal bevestigd, dan kunt u met andere menuopties meer details aan uw bestemmingsselectie toevoegen. · STRAAT - Ga volgens dezelfde methode te werk om de gewenste straatnaam in te voeren. · KRUISPUNT - Ga volgens dezelfde methode te werk om een bepaald kruispunt te selecteren en in te voeren. · HUISNUMMER - Dit is niet beschikbaar in alle landen. · CENTRUM ­ Kies deze optie en gebruik de ENTER draaiknop om een lijst van lokale centra te doorlopen die in de door u geselecteerde stad zijn geïdentificeerd. Druk op dezelfde knop om uw selectie te bevestigen. · BIJZ. DOELEN - Nog meer keuzes worden geboden door een functie met de naam Places of Interest (P.O.I.). Deze bestaan uit parkeergelegenheden, tankstations, ziekenhuizen, snelwegen, Ford dealers, enz. Met behulp van de ENTER draaiknop kunnen de volgende gebieden als BIJZ. DOELEN worden geselecteerd: ­ IN DOELGEBIED - Bijzondere doelen binnen het geselecteerde bestemmingsgebied. ­ SUPRAREG DESTS - Plaatsen binnen een groter regionaal gebied, bijv. verkeersknooppunten, bedrijven, luchthavens, enz. ­ OMGEVING DOEL - Plaatsen rondom uw doelgebied, bijv. een parkeerplaats in de omgeving. ­ OMGEVING POSITIE - Plaatsen rondom uw huidige positie, bijv. hotels, enz. N.B.: Wanneer een naam te lang is voor het display, druk dan op de INFORMATION toets om de volledige naam te zien. Wanneer het systeem over onvoldoende informatie beschikt, wordt de route automatisch berekend, aanduidingen op het display verdwijnen en de routebegeleiding begint.

21

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 23

Navigatie (DX units)
OFF ROAD Indien u zich tijdens het selecteren van een bestemming op een plek bevindt die niet door de gedigitaliseerde kaart van het systeem wordt beschreven, bijv. een parkeerplaats, wordt een gesproken boodschap weergegeven, dat u zich op een niet-geïdentificeerde positie bevindt. Het systeem zal dan toch de route berekenen door voor uw startpunt uit te gaan van de geografische breedte- en lengtecoördinaten die door de GPS satellieten zijn gerapporteerd. Een pijl aan de linkerzijde van het display wijst in de kompasrichting van uw gewenste bestemming en de afstand wordt weergegeven als een directe meting tussen het startpunt en het eindpunt van uw reis. Normale routebegeleiding wordt hervat zodra u een weg bereikt die op de kaart is weergegeven en voor de afstand wordt nu uitgegaan van de werkelijke wegmetingen. TOCHTENLIJST Met deze functie kunt u een reeks verschillende bestemmingen invoeren ­ bestemmingen die eerder in het geheugen zijn opgeslagen, dan wel nieuwe bestemmingen. Het navigatiesysteem zal vervolgens een route plannen, uitgaande van alle bestemmingen die u hebt ingevoerd. Met deze functie kunt u bijvoorbeeld een route plannen via de bestemmingen die u hebt ingevoerd, in plaats van een directe route van uw huidige positie naar de eindbestemming. Een tocht plannen Selecteer REISDOELGEHEUGEN in het hoofd NAVIGATIE menu, selecteer vervolgens GEH. BEWERKEN en ALLE DOELEN WISSEN voordat u met een nieuwe tocht begint. Anders worden eerder in het geheugen opgeslagen bestemmingen van een eerdere tocht opgenomen in de nieuwe tochtenlijst. · Selecteer TOCHTENLIJST in het hoofd NAVIGATIE menu. · Selecteer NIEUW DOEL in het TOCHTENLIJST menu. · Kies gewoonlijk een eerder opgeslagen bestemming of voer een nieuwe bestemming in en voeg deze toe aan de tochtenlijst. Met het invoeren van elke bestemming geeft het scherm alle bestemmingen weer die reeds als deel van de reis zijn ingevoerd. Druk, om meer bestemmingen in te voeren, op de ESC toets om terug te keren naar het TOCHTENLIJST menu en herhaal deze procedure.

22

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 24

Navigatie (DX units)
Een tochtenlijst ordenen Gebruik om de volgorde van een tochtenlijst te veranderen de ENTER draaiknop om een opgeslagen doel te markeren. Een dubbele pijl verschijnt naast de keuze en met de ENTER draaiknop kan de plaats ervan worden veranderd. Druk op de draaiknop en houd deze ingedrukt om de nieuwe naam te bevestigen. Een bestemming uit een tochtenlijst wissen · Selecteer, om een tocht uit een tochtenlijst te wissen, DOEL WISSEN in het TOCHTENLIJST menu. · Selecteer EEN DOEL of ALLE DOELEN om een bestemming of alle bestemmingen te verwijderen. · Selecteer RESET om terug te keren naar het hoofdmenu. Een tocht beginnen Selecteer, om een tocht te beginnen, START TOCHT in het TOCHTENLIJST menu, selecteer daarna de eerste bestemming. Vervolgens wordt een route berekend naar de geselecteerde bestemming in de tochtenlijst. De routebegeleiding voor de tochtenlijst gaat dan vanaf deze bestemming verder, naar de volgende bestemming in de lijst, enzovoort, totdat de eindbestemming is bereikt. Indien u ervoor kiest niet met de eerste bestemming op de tochtenlijst te beginnen, begint de reis vanaf de uw huidige positie. Er wordt dan een route berekend direct naar de gekozen tussenstop, vervolgens naar alle volgende bestemmingen tot de laatste bestemming in de tochtenlijst. Een bestemming opnieuw aandoen Wanneer een bestemming is gesloten (bijv. een museum), moet u voordat u die bestemming verlaat op de ESC toets drukken en TOCHTENLIJST en vervolgens DOEL OPSLAAN selecteren. · Selecteer ESC en stop de routebegeleiding. · Selecteer TOCHTENLIJST en DOELEN ORDENEN. · Selecteer de te bezoeken locatie en geef deze met behulp van de ENTER draaiknop een nieuwe plaats in de tochtenlijst. · Druk op de ESC toets en kies TOCHTENLIJST, selecteer de volgende tussenstop ­ de routebegeleiding start automatisch opnieuw.

23

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 25

Navigatie (DX units)
1
A414 2.9 11:41 km 30.4km
TP

2

Een gesproken bericht geeft duidelijke instructies terwijl de reis vordert. Druk voor een herhaling van de laatste gesproken instructie op de INFORMATION toets.

Radio 1

7

6

543

ROUTEDISPLAYS Nadat de routebegeleiding is gestart, verschijnt op het display: 1) De huidige straatnaam of naam van de volgende weg op de route. 2) Tijden afhankelijk van de gemaakte keuzes in het instelmenu. 3) Afstand tot de bestemming. 4) Naam van het geselecteerde radiostation of het CD-nummer. 5) TP toont het radiostation dat verkeersberichten uitzendt. 6) Afstand tot volgende afslag. 7) Richting voor het volgende gedeelte van de route.

24

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 26

Navigatie (DX units)
ROUTES WIJZIGEN Tenzij een passagier wijzigingen voor u kan doorvoeren, moet u de auto tot stilstand te brengen alvorens u de route zelf kunt wijzigen. Om verkeersopstoppingen of wegomleidingen te mijden, drukt u op de toets OMLEIDING om een alternatieve route te selecteren. Kies een van de volgende opties: · Routelijst wijzigen Selecteer deze optie om een gedeelte van een route te selecteren dat u wenst te mijden. Na deze selectie wordt een lijst met wegen op de route op het display weergegeven. A + symbool naast een straatnaam geeft aan dat ook subsecties (secundaire wegen) kunnen worden geselecteerd. Om het display uit te breiden zodat ook deze wegen worden weergegeven, markeert u het weggedeelte met het + symbool en vervolgens drukt u op de ENTER draaiknop en houd u deze ingedrukt. A ­ symbool wordt weergegeven wanneer de weergegeven lijst niet verder kan worden uitgebreid. Selecteer met de ENTER draaiknop de wegen die u wenst te gebruiken als start- en eindpunten van de omleiding. Alle wegen daartussen worden gemeden en de route wordt opnieuw berekend. Wanneer u een weg in zijn geheel wilt mijden, raadpleeg dan de lijst om de eerste en laatste punten te vinden waar deze weg wordt genoemd. Selecteer deze en dit deel van de route wordt gemeden. N.B.: Weggedeelten die niet kunnen worden gemeden, worden aangegeven met een hangslotsymbool en kunnen niet worden geselecteerd. Om verdere veranderingen door te voeren of een omleiding te annuleren drukt u op de toets OMLEIDING en selecteert u WIJZIGEN om een volgende verandering door te voeren of op DEL om een geprogrammeerde omleiding te wissen. N.B.: Op lange ritten wordt op elk moment slechts een gedeelte van de route weergegeven. Dit betekent dat u wellicht moet wachten tot u dichter bij de omgeving bent die u wilt mijden, voordat u de route kunt wijzigen.

25

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 27

Navigatie (DX units)
· File voor u Wanneer een verkeersbericht op de radio u waarschuwt voor verkeersdrukte op de route voor u, moet u bepalen hoe ver voor u van deze omstandigheden sprake is. Selecteer deze optie, draai vervolgens de draaiknop en selecteer VAN of NAAR en druk op de ENTER draaiknop om uw selectie te bevestigen. Verander vervolgens met de ENTER draaiknop uw start- of eindpositie en druk op de knop om uw selectie te bevestigen. Selecteer OK en volg de veranderde route of selecteer WISSEN om de omleiding af te breken. Gemiste afslagen Indien u een afslag mist, zal het systeem automatisch de route opnieuw berekenen en kan het systeem u verzoeken om te keren. Kunt u niet omkeren, ga dan verder in de richting die u op dit moment volgt. Het navigatiesysteem zal uw positie bepalen en de route aanpassen. Vervolgens geeft het systeem u nieuwe aanwijzingen. N.B.: In auto's met een door de dealer geïnstalleerde handsfree set, kan de automatische audiomuting functie tijdens een telefoongesprek ervoor zorgen dat u een gesproken aanwijzing hebt gemist. Gebruik de INFORMATIE toets voor een herhaling van de laatste gesproken aanwijzing. 26 TRAFFIC MESSAGE CHANNEL In bepaalde landen wordt continu informatie van Traffic Message Channels (TMC) (Verkeersberichtenkanalen) verzameld vanaf sensoren in het wegdek en uit politieberichten. Deze informatie wordt direct naar radiostations verzonden die zijn aangesloten bij deze service. Deze informatie wordt vervolgens via de FM band als extra code met het radiosignaal verzonden en kan worden gebruikt door het navigatiesysteem om een geprogrammeerde route te herzien ingeval van verkeersopstoppingen, wegwerkzaamheden, ongevallen, enz., die van invloed zijn op de huidige positie en rijrichting van uw auto. Dit geschiedt automatisch, maar een gesproken bericht geeft aan dat de route is gewijzigd.

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 28

Navigatie (DX units)
TMC gebruiken TMC stations worden op de FM band als FMC voorkeuzestations opgeslagen. Dit kan op twee manieren plaatsvinden: · Druk op de AM/FM toets en vervolgens op de soft key naast FMC op het display. Het toestel zoekt automatisch naar TMC stations en slaat deze op onder de voorkeuzetoetsen. · Selecteer het Route-opties menu (zie Systeeminstellingen) en selecteer de optie dynamisch (DYN). Het toestel stemt automatisch af op een TMC station als er een kan worden gevonden. N.B.: In landen waar op dit moment geen TMC service beschikbaar is, is het niet mogelijk vast te stellen of en wanneer een dergelijke service wordt geïntroduceerd. Het verdient daarom aanbeveling dit af en toe te controleren door de FMC band te selecteren. Zodra u een route selecteert of programmeert met de optie dynamisch, zal het toestel automatisch op een TMC station afstemmen. Wanneer u op een niet-TMC station afstemt, of u komt buiten het bereik van alle TMC stations, wordt de dynamische routebegeleiding uitgeschakeld. Wanneer u handmatig op een nietTMC station afstemt, blijft de dynamische routebegeleiding uitgeschakeld tot u opnieuw op een FMC station afstemt. Het toestel blijft afgestemd op het laatste station waarop handmatig werd afgestemd, zelfs na het afzetten en opnieuw aanzetten van het contact.

! Wanneer u dynamische route-begeleiding (DYN optie) hebt geselecteerd in
landen waarin TMC niet beschikbaar is, of in gebieden waar geen TMC station binnen bereik is, zal de audio-installatie de FM band blijven afzoeken naar een niet bestaand FMC signaal en kunnen geen radioprogramma's of CD's worden beluisterd. Selecteer in een dergelijk geval een andere FM band.

27

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 29

Navigatie (DX units)
N.B.: De regie van de verkeersstaf van radiostations is verantwoordelijk voor de inhoud van TMC verkeersberichten. Om ervoor te zorgen dat alleen gegevens worden gebruikt die relevant zijn voor de huidige positie van uw auto, verwerkt de TMC functie alleen TMC berichten die van toepassing zijn op de omgeving binnen een straal van 100 km van uw huidige positie. POSITIEMARKERING Op elk gewenst punt kunt u uw huidige positie markeren. Dit punt wordt een waymark of positiemarkering genoemd. Deze positie kan dan als toekomstige bestemming worden gebruikt. Dit is bovendien een praktische manier om plaatsen zoals uw thuisadres of uw werkadres te registreren. Een positie markeren · Druk op de toets Positie markeren. · Selecteer vervolgens DOORGAAN en uw huidige positie wordt opgeslagen in het geheugen met positiemarkeringen, met de datum en tijd als standaard identiteit. N.B.: Wanneer u de positie op dit moment geen naam geeft, moet dit later plaatsvinden, voordat het uit het geheugen kan worden gewist. Een positiemarkering hernoemen · Druk op de toets Positie markeren. · Selecteer vervolgens NAAM en geef hem een zinvolle naam. De markering wordt vervolgens in het geheugen opgeslagen onder de gekozen naam. · De hernoemde locatie wordt ook naar het hoofdgeheugen verplaatst en uit het positiemarkeringgeheugen verwijderd. Een geïdentificeerde positiemarkering hernoemen: · Selecteer REISDOEL. GEHEUGEN, GEH. BEWERKEN, REISDOEL SORT en de positiemarkering die moet worden hernoemd. · Selecteer en voer met de ENTER draaiknop de gewenste naam in. · Druk op ESC om terug te keren naar het GEH. BEWERKEN menu. Een positiemarkering wissen · Volg bovenstaande procedures om de positiemarkering een naam te geven. · Selecteer DOEL WISSEN, ENKEL DOEL en markeer met behulp van de ENTER draaiknop uw selectie. · Selecteer WISSEN en druk op de ENTER draaiknop om het doel te wissen.

28

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 30

Navigatie (DX units)
OPGESLAGEN BESTEMMINGEN Snelle toegang Druk op de toets SNELLE TOEGANG voor de meest recente locaties die in het geheugen van het navigatiesysteem zijn opgeslagen. Selecteer de gewenste locatie en er wordt snel een route naar die bestemming berekend. N.B.: Deze functie is bijzonder nuttig om snel toegang te krijgen tot uw favoriete bestemmingen (bijv. uw huisadres). Het verschaft echter toegang tot de meest recente bestemmingen in het navigatiegeheugen en deze zijn opgeslagen in de volgorde waarin u deze hebt ingevoerd. Om ervoor te zorgen dat uw favoriete bestemmingen beschikbaar blijven, moet u ze handmatig sorteren. Handmatig gesorteerde bestemmingen Een eerder in het geheugen opgeslagen individuele bestemming vinden en selecteren: · Selecteer in het hoofd navigatiemenu REISDOEL GEH. · Selecteer HANDM. SORTEREN. · Markeer en selecteer met de ENTER draaiknop de gewenste bestemming. Alfabetisch gesorteerde bestemmingen Zo vindt en selecteert u een in alfabetische volgorde opgeslagen bestemming: · Selecteer in het hoofd navigatiemenu REISDOELGEH. · Selecteer ALFAB. SORTEREN. De lijst wordt in enkele seconden gesorteerd. · Markeer en selecteer met de ENTER draaiknop de gewenste bestemming. Bestaande bestemmingen bewerken Er zijn diverse manieren waarop u de eerder in het geheugen opgeslagen gegevens kunt organiseren. Iedere toepassing wordt hieronder beschreven en u gebruikt dezelfde methoden zoals in de vorige hoofdstukken is beschreven. Ze zijn als volgt toegankelijk: · Selecteer in het hoofd navigatiemenu REISDOELGEH.

29

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 31

Navigatie (DX units)
· Selecteer GEH. BEWERKEN en kies een van de volgende opties: ­ DOEL OPSLAAN - om de huidige bestemming, of de laatst ingevoerde, in het geheugen op te slaan. Wanneer u daarom wordt gevraagd geeft u de bestemming een naam. ­ DOEL INVOEREN - hiermee kunt u een bestemming invoeren die niet direct nodig is voor routeplanning. U slaat hem alleen op in het geheugen om later te kunnen gebruiken. ­ DOEL WISSEN - hiermee kunt u alle of slechts een bestemming wissen. N.B.: De laatste tien bestemmingen worden automatisch opgeslagen tenzij de optie LAST 10 in het instelmenu van het navigatiesysteem is ingesteld op UIT. Deze kunnen worden gewist met de optie LAST 10 WISSEN. · DOEL WIJZIGEN - hiermee kunt u de naam van een opgeslagen bestemming veranderen. Kies de betreffende bestemming uit de lijst en voer op de normale wijze een nieuwe naam in. De oude naam verschijnt op gemarkeerd daaronder, maar kort nadat de nieuwe naam is bevestigd neemt deze de plaats van de oude naam in de lijst in. · DOELEN ORDENEN - zo sorteert u zelf bestemmingen in het systeemgeheugen of geeft u ze een andere plaats: 30 ­ Selecteer DOELEN ORDENEN. ­ Gebruik de ENTER draaiknop om de gewenste bestemming te markeren en te selecteren. ­ Er verschijnt een dubbele pijl naast de selectie en met de ENTER draaiknop kunt u de plaats ervan aanpassen. ­ Druk op de ENTER draaiknop om de nieuwe plaats te bevestigen. N.B.: Zorg er bij het sorteren van bestemmingen voor dat uw FAST 5 nog steeds de eerste vijf regels in de lijst met bestemmingen innemen. ROUTEBEGELEIDING BEËINDIGEN Druk op een willekeurig moment tijdens uw rit op de ESC toets om de routebegeleiding te beëindigen. Het display verzoekt om informatie. Selecteer JA of NEE.

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 32

Navigatie (EX units)
Gebruik het navigatiesysteem NIET voordat u dit hoofdstuk volledig hebt gelezen. Houd er bovendien rekening mee, dat diverse functies van het navigatiesysteem afhankelijk zijn van instellingen die eerst in het systeemgeheugen moeten worden ingevoerd.

!

N.B.: Indien de accu van de auto om wat voor reden dan ook wordt losgekoppeld, moet het navigatiesysteem - zodra de accu weer wordt aangesloten - opnieuw beschikbare satellieten opsporen. Dit duurt normaal gesproken niet langer dan drie of vier minuten. VERKEERSVEILIGHEID Lees en volg de beeldschermpagina met de waarschuwing, selecteer vervolgens OK en druk op de ENTER draaiknop om verder te gaan. Selecteer, voor uw eigen veiligheid en voor de veiligheid van andere weggebruikers, uitsluitend navigatie-informatie wanneer de auto stilstaat. Zolang de auto in beweging is, is het toetsenbord voor het invoeren van bestemmingen geblokkeerd en doelbewust niet toegankelijk. U kunt uitsluitend wijzigingen

doorvoeren nadat u de auto Ondanks het feit dat het tot stilstandtijdens het mogelijk is hebt gebracht. rijden meer gedetailleerde menu's te kiezen, raden we u aan dit door een andere inzittende te laten doen. We raden de bestuurder aan dit uitsluitend zelf te doen nadat hij de auto tot stilstand heeft gebracht. Indien de bestuurder selecties maakt tijdens het rijden, leidt dit zijn aandacht van het verkeersgebeuren af. N.B.: Wanneer Speedlock is geïnstalleerd, worden de instellingen van het navigatiesysteem geblokkeerd en kunnen deze niet worden gewijzigd wanneer de rijsnelheid 5 km/h of meer bedraagt. Het volume van gesproken instructies voor routebegeleiding kan indien gewenst worden gewijzigd. Maar om redenen van verkeersveiligheid is het raadzaam de gesproken instructies op hoorbaar geluidsvolume ingeschakeld te laten. Op deze wijze kunt u de routebegeleiding volgen zonder uw ogen van de weg te hoeven nemen.

!

31

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 33

Navigatie (EX units)
Navigatiemenu's bekijken: · Gebruik de soft keys of de ENTER draaiknop voor het selecteren en markeren van een item op het display. · Druk op de ENTER draaiknop om uw selectie te bevestigen. Indien u het verkeerde item hebt geselecteerd, druk dan op de ESC toets om terug te keren naar het vorige scherm, of druk opnieuw op NAV om terug te keren naar het hoofdnavigatiemenu. Indien alle beschikbare posities op de lijst niet gelijktijdig op het scherm kunnen worden weergegeven, verschijnt een pijl op het display. Draai de ENTER draaiknop om door de beschikbare opties te scrollen. In bepaalde situaties kan informatie op het scherm in grijze tekst worden weergegeven in plaats van in zwarte tekst. Dit betekent dat de betreffende functie op dat moment niet beschikbaar is en het systeem er geen toegang toe heeft. N.B.: Nadat een route is berekend en routebegeleiding vindt plaats, kan de navigatie CD worden verwijderd en worden vervangen door een audio CD/ MP3-bestand om deze weer te geven. De volledige informatie over de route moet echter eerst worden geladen en op en beeldschermpagina wordt het NAV symbool zwart zodra dit is voltooid. Het display duidt aan wanneer een navigatie CD te snel is verwijderd. AAN DE SLAG Druk op de NAV toets voor toegang tot het hoofdnavigatiemenu. Indien geen navigatie-CD is aangebracht, verschijnt op het display het verzoek een CD te aan te brengen.

32

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 34

Navigatie (EX units)
ROUTE-OPTIES · Druk op de MENU toets voor toegang tot het NAV INSTELLINGEN menu. · Gebruik de soft keys om functies in of uit te schakelen, of om opties uit de volgende instellingen te selecteren: ­ ROUTE - dit bepaalt of uw berekende routes de snelste (FAST), de kortste naar afstand (SHORT), of dynamisch (DYNAMICALLY) zijn. In streken waar TMC operationeel is, moet DYNAMICALLY worden geselecteerd indien u wenst dat de routenavigatie rekening houdt met actuele verkeersberichten die worden ontvangen van radiostations die TMC signalen uitzenden. N.B.: Indien TMC signalen niet beschikbaar zijn of zwakker worden, zal het systeem automatisch naar een ander TMC station op zoek gaan. Indien geen TMC station beschikbaar is, zal het systeem naar het volgende station in het frequentiegebied overschakelen. Indien u afstemt op een niet-TMC station, verschijnt op het display het verzoek of u wilt verdergaan met dynamische routebegeleiding zonder TMC informatie. ­ SNELWEGEN - Selecteer JA of NEE voor routes die ofwel gebruik maken van autowegen of deze niet gebruiken. ­ TIJD - Selecteer een display die ofwel de tijd weergeeft die nog gereden moet worden (een icoon van een auto wordt weergegeven), of de geschatte tijd van aankomst (er verschijnt een vlagsymbool). ­ TOLWEGEN - Selecteer JA of NEE voor routes die ofwel tolwegen gebruiken of deze niet gebruiken. ­ VEERBOOT - Selecteer JA of NEE voor routes die ofwel gebruik maken van veerboten of deze niet gebruiken.

33

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 35

Navigatie (EX units)
DOEL SELECTEREN Voer uw route-opties in en het REISDOELEN menu biedt verschillende manieren om de gewenste bestemming te bepalen. Nadat een bestemming is ingevoerd, berekent het navigatiesysteem uw route wanneer u op de ENTER draaiknop drukt. Indien de bestemming berekend kan worden, geeft het display ENTER=START GUIDANCE (ENTER = START ROUTEBEGELEIDING) aan. Druk op de ENTER draaiknop om routebegeleiding te laten beginnen. Telkens wanneer u een nieuwe bestemming invoert, wordt deze bewaard in het LAATSTE 15 geheugen van het systeem. De zestiende bestemming die wordt ingevoerd, wordt over de eerste bestemming geschreven. Alleen bestemmingen worden opgeslagen ­ geen routes. Dus ook al kiest u een in het geheugen opgeslagen bestemming, het systeem berekent toch een nieuwe route vanaf uw huidige positie. De bestemming selectie-opties zijn: · LAATSTE 15 ­ Voor snelle toegang tot de laatste 15 bestemmingen die zijn ingevoerd. Gebruik de ENTER draaiknop om de beschikbare lijst te doorlopen en een bestemming te markeren. Druk op dezelfde knop om uw selectie te bevestigen. 34 · HANDMATIG GESORT. ­ Voor het oproepen van ALLE bestemmingen die in het geheugen zijn opgeslagen; deze worden in een volgorde weergegeven die handmatig is gesorteerd, uitgaande van uw eigen behoeften. Selecteren als bij LAATSTE 15. · A-Z SORTEREN ­ Voor het oproepen van alle opgeslagen bestemmingen, die ditmaal in alfabetische volgorde worden weergegeven. Selecteren als bij LAATSTE 15. · NIEUW ­ Voor het invoeren van een nieuwe bestemming die niet eerder is opgeslagen. · EXTRA ­ Voor toegang tot de volgende menu-opties: ­ TOCHTENLIJST - Voor het met elkaar verbinden van een aantal bestemmingen en een complete route samen te stellen.

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 36

Navigatie (EX units)
­ REISGIDS ­ Voor gebruik in combinatie met gespecialiseerde reisgidsen. Deze optionele CD-gidsen kunnen afzonderlijk worden aangeschaft en bevatten gedetailleerde informatie over hotels, restaurants, toeristische attracties, golfbanen, enz. Raadpleeg de aantekeningen op de binnenzijde van de achteromslag voor meer informatie over het verkrijgen van nieuwe CD's. ­ SIMULATIE - Selecteert een gesimuleerde route voor demonstratie doeleinden. ­ POSITIE HAND. ­ Voor het handmatig invoeren van een actuele positie. Gebruik dit om het systeem te activeren om een actuele positie sneller te vinden na een reis op een veerboot of een trein wanneer de routebegeleiding niet actief is. Kan ook worden gebruikt voor het simuleren van routebegeleiding vanaf een startpunt dat verschilt van de werkelijke actuele positie. ­ GPS INFO ­ Voor het tonen van informatie ontvangen van het GPS inclusief de huidige geografische positie en het aantal satellieten waarvan de gegevens worden ontvangen. EEN ROUTE SELECTEREN Druk voor het plannen van een nieuwe route op de soft key naast NIEUW in het hoofdmenu BESTEMMINGEN en een beeldschermpagina REISDOEL INVOEREN verschijnt. · Indien een navigatie-CD voor meerdere landen wordt gebruikt, druk dan op de soft key naast de landennamendisplay voor toegang tot een lijst van beschikbare landen. Gebruik de ENTER draaiknop om de beschikbare lijst te doorlopen en druk op dezelfde knop om een selectie te bevestigen. · Indien een navigatie-CD voor één enkel land wordt gebruikt¸is deze selectie-optie niet beschikbaar.

35

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 37

Navigatie (EX units)
Een stad selecteren · Gebruik de soft key naast STAD, waarna op het scherm een toetsenbord verschijnt. · Draai de ENTER draaiknop om de letters van de plaatsnaam te selecteren. Zodra een afzonderlijke letter wordt geselecteerd, wordt deze gemarkeerd. · Indien er extra speciale tekens voor vreemde talen beschikbaar zijn, maar deze niet op het display worden weergegeven, kies dan het op/neer pijlsymbool om de ontbrekende tekens op het scherm te laten verschijnen. · Druk op de ENTER draaiknop om elke letter te bevestigen, en herhaal deze procedure om de gewenste plaatsnaam volledig te spellen. · Met het toevoegen van meer letters, zal het systeem mogelijke bestemmingen voorspellen en de letters die niet kunnen worden gebruikt in grijs weergeven. · Indien u spelfouten hebt gemaakt, druk dan op DEL toets om letters één voor één te wissen. · Wanneer uw bestemming wordt weergegeven, druk dan op de ENTER draaiknop om deze te bevestigen. Andere bestemmingselectieopties Is de plaats eenmaal bevestigd, dan kunt u met andere menuopties meer details aan uw bestemmingsselectie toevoegen. · CENTRUM ­ Kies deze optie en gebruik de ENTER draaiknop om een lijst van lokale centra te doorlopen die in de door u geselecteerde plaats zijn geïdentificeerd. Druk op dezelfde knop om uw selectie te bevestigen. · STRAAT ­ Gebruik dezelfde methode om de straatnaam te selecteren en voer de gewenste straatnaam in. · KRUISPUNT/ NR ­ Gebruik deze optie voor het invoeren van een gedefinieerd kruispunt of huisnummer, voor zover beschikbaar.

36

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 38

Navigatie (EX units)
· BIJZONDERE DOELEN ­ Nog meer selecties worden geboden door een functie met de naam Places of Interest (P.O.I.). Deze bestaan uit parkeergelegenheden, tankstations, ziekenhuizen, snelwegen, Ford dealers, enz. Met behulp van de ENTER draaiknop kunnen de volgende gebieden als BIJZ. DOELEN worden geselecteerd: ­ LAATST BEREKENDE OMGEVING - Bijzondere locaties bij de geselecteerde bestemming. ­ ANDERE OMGEVING IN DE STAD - Plaatsen rondom een locatie ingevoerd met behulp van het toetsenbord. ­ OMGEVING POSITIE Plaatsen rondom uw huidige locatie. ­ LANDELIJK - Plaatsen binnen een grotere regionale omgeving, bijv. verkeersknooppunten en bedrijven, luchthavens, enz. Wanneer het systeem voldoende informatie heeft, wordt ENTER=START GUIDANCE (ENTER = START ROUTEBEGELEIDING) weergegeven. Druk op de ENTER draaiknop waarna de routebegeleiding begint. OFF ROAD Indien u zich tijdens het selecteren van een bestemming op een plek bevindt die niet door de gedigitaliseerde kaart van het systeem wordt beschreven, bijv. een parkeerplaats, wordt een gesproken boodschap weergegeven, dat u zich op een niet-geïdentificeerde positie bevindt. Het systeem zal dan toch de route berekenen door voor uw startpunt uit te gaan van de geografische breedte- en lengtecoördinaten die door de GPS satellieten zijn geregistreerd. Een pijl aan de linkerzijde van het display wijst in de kompasrichting van uw gewenste bestemming en de afstand wordt weergegeven als een directe meting tussen het startpunt en het eindpunt van uw reis. Normale routebegeleiding wordt hervat zodra u een weg bereikt die op de kaart is weergegeven en voor de afstand wordt nu uitgegaan van de werkelijke wegmetingen. TOCHTENLIJST Met deze functie kunt u een reeks verschillende bestemmingen invoeren ­ bestemmingen die eerder in het geheugen zijn opgeslagen, dan wel nieuwe bestemmingen. Het navigatiesysteem zal vervolgens een route plannen, uitgaande van alle bestemmingen die u hebt ingevoerd. Met deze functie kunt u bijvoorbeeld een route plannen via de bestemmingen die u hebt ingevoerd, in plaats van een directe route van uw huidige positie naar de eindbestemming.

37

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 39

Navigatie (EX units)
Een reis plannen · Druk op de soft key naast EXTRA in het menu REISDOELEN. · Druk op de soft key naast TOCHTENLST. · Een lijst van eerder in het geheugen opgeslagen bestemmingen wordt weergegeven. Gebruik de ENTER draaiknop voor het selecteren en invoeren van een bestemming, of de soft key selectie die naast de volgende drie opties wordt geboden: ­ ADD - Gebruik deze optie voor het toevoegen van een nieuwe bestemming. Een toetsenbord wordt weergegeven, letterselectie wordt voltooid op de normale manier en de bestemming kan worden verplaatst naar een gewenste plaats in de tochtenlijst. ­ A-Z - Gebruik deze optie voor het vinden van een eerder in het geheugen opgeslagen bestemming, weergegeven in alfabetische volgorde. Selecteer de gewenste bestemming op de normale manier en verplaats deze naar een gewenste plaats in de tochtenlijst. ­ MAN - Gebruik deze optie voor het invoeren van een eerder in het geheugen opgeslagen bestemming, weergegeven in een handmatig gesorteerde volgorde. Selecteer de gewenste bestemming op de 38 normale manier en verplaats deze naar een gewenste plaats in de tochtenlijst. Een tochtenlijst ordenen Gebruik om de volgorde van een tochtenlijst te veranderen de ENTER draaiknop om een opgeslagen doel te markeren. Houd dezelfde knop ingedrukt en de bestemming kan naar een andere positie in de lijst worden verplaatst. Een bestemming uit een tochtenlijst wissen Kies en markeer, voor het wissen van een bestemming uit de tochtenlijst, de bestemming die moet worden geschrapt. Druk vervolgens op de DEL toets en houd hem ingedrukt. Een tocht beginnen Kies om een tocht te beginnen de eerste gewenste bestemming op de tochtenlijst en druk op de ENTER draaiknop. Vervolgens wordt een route berekend naar de geselecteerde bestemming op de tochtenlijst. De routebegeleiding voor de tochtenlijst gaat dan verder vanaf deze bestemming, naar de volgende op de lijst enzovoort, totdat de eindbestemming is bereikt. Indien u ervoor kiest niet met de eerste bestemming op de tochtenlijst te beginnen, begint de tocht vanaf de bestemming die u selecteert.

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 40

Navigatie (EX units)
11 1 2 3 4 5

VOLGENDE WEG
STOP

N

01:45 123 KM ANTENNE 1 200 M 23:45
NAV

10

9

8

7

6

ROUTEDISPLAYS Zodra de routebegeleiding is gestart, verschijnt een actief navigatiedisplay. Met behulp van de soft keys kunt u zo nodig het systeem bijstellen. 1) Huidige straatnaam of naam van de volgende weg op de route. 2) Richting voor het volgende gedeelte van de route. 3) Afstand tot volgende afslag (vorderingsbalk). 4) Tijden afhankelijk van de gemaakte keuzes in het instelmenu. 5) Afstand tot de bestemming. 6) Naam van geselecteerd radiostation, CD-nummer of MP3bestandnummer. 7) Afstand tot volgende afslag (in meter). 8) Actuele tijd.

9) Geeft aan of gesproken instructiefunctie is ingeschakeld (zwart symbool) of uitgeschakeld (grijs symbool). 10) Geeft routelijst weer voor informatie of voor aanpassingen (alleen beschikbaar gedurende actieve routebegeleiding). 11) Stop (actieve routebegeleiding) of start routenavigatie (vanaf inactieve of eerder beëindigde actieve routebegeleiding). Een gesproken bericht geeft duidelijke instructies terwijl de reis vordert. Druk voor een herhaling van de laatste gesproken instructie op de INFORMATIE toets. N.B.: Wanneer de routebegeleiding niet actief en niet geselecteerd is, verschijnt een kaartscherm met het noorden naar boven gekeerd.

39

19188_T_Pilot_2005_NL.qxd

27/9/05

9:54 am

Page 41

Navigatie (EX units)
ROUTES WIJZIGEN Tenzij een passagier deze wijzigingen voor u kan doorvoeren, dient u de auto tot stilstand te brengen alvorens u de route zelf kunt wijzigen. Om verkeersopstoppingen of wegomleidingen te mijden, drukt u op de toets OMLEIDING om een alternatieve route te selecteren. Kies een van de volgende opties: · Routelijst wijzigen Selecteer deze optie om een gedeelte van een route te selecteren dat u wenst te mijden. Na deze selectie wordt een lijst met wegen op de route op het display weergegeven. A + symbool naast een straatnaam geeft aan dat ook subsecties (secundaire wegen) kunnen worden geselecteerd. Om het display uit te breiden zodat ook deze wegen worden weergegeven, markeert u het weggedeelte met het + symbool en vervolgens drukt u op de ENTER draaiknop en houd u deze ingedrukt. A ­ symbool wordt weergegeven wanneer de weergegeven lijst ni